Ik hoor mezelf met regelmaat zeggen ‘democratie kost geld’. Dus een wethoudersvacature invullen voor het behoud van de macht van een partij kost de gemeenschap geld.
Een rustige gemiddelde gemeente met ruim 40.000 inwoners kent een college met vier wethouders. Ook deze gemeente komt voor aanzienlijke bezuinigingen te staan. En dan vertrekt onverwacht een wethouder. Eén van de twee wethouders die de grootste fractie levert. Dat vertrek is een mooie financiële meevaller zul je denken. Want de besparing op jaarbasis is al snel 80.000 euro. Reken je wachtgeldopbouw en ambtelijke entourage mee dan is een bedrag van 2 tot 3 ton voor deze wethouder niet uitzonderlijk.
De vacature hoeft niet ingevuld te worden want voor die gemeente zijn volgens de Gemeentewet minimaal twee wethouders vereist en maximaal bijna 5,5 wethouders mogelijk. Drie wethouders is dus helemaal niet te weinig. Het is ook nog slechts één jaar voor de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Dus dat moet door de zittende, al drie jaar samenwerkende, wethouders en burgemeester te overbruggen zijn. Niets is minder waar. Snel wordt ergens een gepensioneerde wethouder gezocht die het laatste jaar kan invullen. Gemiste kans? In tijden van financiële krapte zou het de coalitiepartijen gesierd hebben met drie wethouders verder te gaan. Maar de standaard Pavlov reactie geeft de doorslag zo lijkt het. Want iedereen die een beetje is ingevoerd weet ook dat het aantal wethouders eigenlijk altijd aan de verkiezingsuitslag is gerelateerd. En veel minder is gebaseerd op persoonlijke kwaliteiten, de manier van bestuurlijke sturing in een gemeente en de hoeveelheid werk. Anders gezegd de ongeschreven regel is dat de uitkomst van de verkiezingen het aantal wethouders bepaalt. Zo ook in deze gemeente. De grootste partij levert twee wethouders, want als grootste partij heb je daar recht op. Zo kun je niet anders dan tot de conclusie komen dat de macht van het getal de doorslag geeft. Geen publiek debat over de vraag of vervanging voor een jaar moet plaats vinden. Geen blijk van besef dat het hebben van een regeling, je niet van de plicht ontslaat na te denken of je gebruik moet maken van de regeling. Wel spreken over de eigen kracht van de burger en over de doe democratie. Nu is het wachten tot die krachtige burger het kostbare machtsbelang van een partij niet meer accepteert en het geen blijk geven van moreel besef bestraft.