De gemeenteraadsverkiezingen verschijnen al weer aan de horizon. Plotseling zie je partijen weer allerlei nieuwe mensen mee nemen naar de gemeenteraad. Welke eisen stel je aan een raadslid? Een competentie lijkt daarbij structureel onderschat te worden, namelijk samenwerken.
Het aardige van komende verkiezingen is de dynamiek daar om heen. In raden zie je dat sommige raadsleden op eens ander gedrag gaan vertonen. Gericht op exposure. Voor de insiders is dat maar al te goed merkbaar. Hij of zij gaat op voor een volgende periode, wordt dan meestal gefluisterd. Maar ook zie je fracties op eens weer nieuwe mensen meenemen. Potentiële kandidaten die of verleid moeten worden voor het raadswerk, of juist er van moeten schrikken. Zo wordt het jaar voor de verkiezingen altijd weer bijzonder. Tja wat zijn de eisen die gesteld worden aan een raadslid. Dat zijn er heel snel al heel veel. Slim, op samenleving betrokken, goed sprekend, kunnen debatteren, veel willen lezen. Dan komen er ook nog allerlei andere zaken bij. Zoals verhouding mannen en vrouwen, verhouding allochtonen en autochtonen, bloedgroepen binnen partijen, of afkomstig uit dorpen bij meerkernige gemeenten. Partijen als de PvdA en het CDA zijn daar vaak heel goed in. Maar een paar belangrijke punten worden in die drukte vaak ondergeschikt gemaakt. En dat wreekt zich nog al eens. Die punten zijn in mijn ogen:
- Goed kunnen luisteren. De praat van de straat kunnen beluisteren en vertalen naar het politiek- bestuurlijke domein. En je oor te luisteren leggen is iets heel anders dan je oor laten hangen. Hoewel dat maar al te vaak verward wordt.
- Kunnen uitleggen. Bereid zijn beslissingen of standpunten van jezelf goed uit te leggen.
- Kunnen samenwerken. Oog hebben voor je mede fractiegenoten.
Zeker de laatste heeft vaak de minste aandacht. Terwijl na de verkiezingen veel fracties duidelijk maken dat je met zo’n samenstelling ‘geen vijanden’ meer hoeft te hebben. Voor velen worden het dan vier lange zware jaren. Zeker nu partij-ideologie steeds minder bindt, is het kunnen samenwerken in een omgeving die bestaat ‘door het niet met elkaar eens te zijn’, van toenemend gewicht.
Waarom is enig vermogen tot samenwerken belangrijk? Allereerst omdat het van invloed is voor vier jaar ‘werkplezier’. Velen vergeten het, maar het raadslidmaatschap is een functie waarbij je in schaarse vrije tijd veel moet doen. Ten tweede is bij lokale politiek ‘relatiebeheer’ en samenwerken veel belangrijker dan bij provinciale en zeker nationale politiek. Lokaal kom je elkaar makkelijk tegen in de supermarkt, op het schoolplein etc. Dus bevindt het ‘mens’ zijn en het ‘functionaris’ zijn zich op een veel dunnere scheidslijn. Daarom zijn collegeleden en raadsleden die structureel het polarisatiemodel inzetten als politiek instrument uiteindelijk niet effectief, maar wel in staat heel veel effectiviteit en plezier van collega’s weg te nemen.
Je ziet het ook in de fracties waarin het vermogen tot samenwerken er wel is, daar komen vaak veel meer goede ideeën naar voren. De deelnemers leveren in het algemeen een goede bijdrage in de raadsdiscussie en hebben ook meer oog voor het algemeen belang. En niet onbelangrijk ook nog eens vier jaar persoonlijk plezier in het raadswerk.
