Rade(n)loos

Langzaam maar zeker dringt zich bij mij de vraag op: kunnen we niet net zo goed zonder gemeenteraden? In een tijd waarin de economie de democratie lijkt te overvleugelen, is de raad verworden tot een instituut van restverwerking—precies waarvoor Pieter Tops al jaren geleden waarschuwde.

Je kunt er ook optimistisch naar kijken. Juist doordat de klassieke raad aan betekenis verliest, ontstaat lokaal ruimte voor nieuwe vormen van gemeenschapszin. Voor alternatieve beraden van betrokken burgers. Misschien is de tijd rijp voor een heruitvinding van de lokale democratie. Maar het risico dat vooral de luidruchtigen het podium krijgen, is momenteel wel erg groot. De basale taak van de overheid—het verdelen van rijkdom en armoede, het waarborgen van rechtvaardigheid—dreigt in zo’n omgeving ondergesneeuwd te raken. Democratie is immers ook het vehikel waarin uiterste opvattingen vreedzaam kunnen samenleven. Dus toch maar opnieuw inzetten op revitalisering van gemeenteraden?

Dat het een taaie opgave is, blijkt wel uit het feit dat het alweer bijna dertien jaar geleden is dat ik, samen met collega’s Jaap Paans en Marianne van Omme, in dagblad Trouw pleitte om ‘de raadszaal open te gooien’. Zaken die inwoners raken, verdienen een plek in die zaal. Jasper Loots en Piet Hein Peeters maakten later een treffende interviewbundel onder de titel De gemeenteraad heeft geen toekomst. Maar waar begin je?

Het eenvoudigste is om naar de raden zelf te kijken. Al snel gaat het dan over instrumenten, processen en procedures. Terwijl juist houding, gedrag en het nemen van verantwoordelijkheid nu essentieel zijn. Dat begint al bij de werving van kandidaten. Als ik hoor dat er nauwelijks kandidaten te vinden zijn—en als ze er zijn, het vaak meer van hetzelfde is—dan tempert dat de hoop. En als je ziet hoe ook raden verruwen, en hoe de samenleving met gekozenen omgaat, dan nodigt dat bepaald niet uit om je kandidaat te stellen. Het riool van het internet stroomt over in de fysieke samenleving. Ik denk dat raadsleden in houding, gedrag, ethisch bewustzijn en bijvoorbeeld informatieduiding de raad zelf weer betekenis kunnen geven.

Ministeries moeten weer leren misschien wel gedwongen worden anders naar gemeenten te kijken. Gemeenten zijn niet louter uitvoeringsinstanties van rijksbeleid. Ze zijn de primaire bestuurslaag. Die erkenning is een eerste, cruciale stap. Misschien helpt het ook om in die ministeriële gebouwen voorbij het beeld te komen dat de hoofdtaak is ‘het in het zadel houden van een minister’. Ik durf te garanderen: dat levert meer werkplezier op.

Laten we dan ook beginnen met het in kaart brengen van alle medebewindstaken en de daaraan verbonden financiële middelen. Het is schrijnend dat er geen totaaloverzicht bestaat van deze taken en hun (vaak ontbrekende) budgetten—de gang van zaken rondom de motie Van Dijk spreekt boekdelen. De autonome ruimte voor een gemeente(raad) krijgt dan ook weer meer kleur.

Daarbij hoort dat het ministerie van BZK weer positie moet innemen. Slechte wetgeving die de verhouding tussen bestuurslagen schaadt, moet niet alleen benoemd worden, maar actief worden bijgestuurd. Niet slechts bepleiten, coördineren of een taak toebedelen, zoals nu in sommige verkiezingsprogramma’s wordt gesuggereerd. Maar het lef tonen om dit ministerie daadwerkelijk de hoeder van de lokale democratie te laten zijn. De autonomie van gemeenten te bewaken en versterken waar nodig.

Samenwerkingen en regio’s zijn prachtig, maar de spaghettibol die we ervan gemaakt hebben vraagt om begrenzing. De echte deals vinden vaak plaats via Regio-deals, buiten het zicht van gemeenteraden. Recente onderzoeken bijvoorbeeld in Twente bevestigen dat opnieuw. Reacties dat de complexiteit van vraagstukken schaalvergroting vereist, zijn eigenlijk te bizar voor woorden. Want daarmee zeggen we tegen inwoners: we maken de samenleving zo ingewikkeld dat alleen grote organisaties er nog een plek in hebben. Terwijl de vervreemding tussen burger en bestuur door die schaalvergroting  alleen maar toeneemt. Ook daar kan de gemeenteraad een brug slaan.

Raadsleden zeggen vaak: “Mensen maken de samenleving.” Maar ik hoor dan vaak doorklinken: ja, binnen de lijnen die ik als politicus (politiek) heb bedacht. Moet je niet juist mensen de samenleving laten maken? Dat vraagt om verbinding en wederkerigheid. Leef dat voor zou ik tegen gekozenen zeggen. Laat gekozenen van verschillende bestuurslagen daarin het goede voorbeeld geven. Want nu zijn de lijntjes tussen hen er nauwelijks.

Slotoproep Het is toch wel een keer echt tijd om de lokale democratie niet langer als sluitpost te behandelen. Gemeenteraden verdienen geen afscheid, maar een herwaardering. Laten we de raadszaal opnieuw openen—voor ideeën, voor mensen, voor rechtvaardigheid. En laten we het ministerie van BZK niet slechts zien als coördinator, maar als actieve hoeder van onze democratische infrastructuur. De toekomst van de gemeenteraad begint bij ons. Dus: wie durft het aan om opnieuw te bouwen aan de basis van onze democratie? Zelf kijk ik dan steeds opnieuw naar de beide ambtelijke eindverantwoordelijken, de secretaris en de griffier. Samen met de burgemeester kunnen zij de kracht ontwikkelen die herwaardering te bewerkstelligen.