Word je raadslid? Ben je gek geworden?

De vraag lijkt onschuldig: “Wil jij raadslid worden?” Maar het antwoord is steeds vaker: “Ben je gek geworden?” En dat is geen grap. Het is een symptoom van een lokale democratie die piept en kraakt.

Al decennia is de werving van raadsleden een hoofdpijndossier. Lokale afdelingen missen de capaciteit om mensen te zoeken, laat staan te enthousiasmeren. Vaak begint de zoektocht pas als de deadline nadert. En wie zich dan meldt, komt uit een steeds smaller profiel: hoogopgeleid, maatschappelijk betrokken, maar zelden representatief voor de samenleving als geheel.

Waar is bijvoorbeeld de maatschappelijke elite gebleven? De mensen met invloed, kennis, visie? Ze doen hun eigen ding, hebben geen zin meer in politiek. En geef ze eens ongelijk. Het politieke klimaat is verhard. Bedreigingen op lokaal niveau zijn bijna normaal geworden. En het loont nauwelijks: besluiten worden uitgesteld, afgezwakt of simpelweg niet genomen.

Ironisch genoeg zijn het juist de partijen die ooit tegen ‘de elite’ ageerden, die nu zelf de politieke elite vormen. Maar in plaats van bruggen te bouwen, trekken ze muren op. Het gevolg? Een raad die steeds minder kleur heeft. En steeds minder kracht.

Jan Vis schreef ooit dat politieke partijen oude olifanten zijn, wankelend op weg naar hun laatste rustplaats. En hij had gelijk. Zolang we blijven vissen in dezelfde vijver, droogt de democratie verder op. We hebben in de volle breedte van de samenleving mensen nodig die buiten de lijntjes durven kleuren. Die hun privileges inzetten voor het collectief. Die kiezen voor verantwoordelijkheid boven comfort. Die verbinding zoeken. Die beseffen dat een meerderheid altijd een som is van minderheden. En die begrijpen dat de waarde van democratie ligt in het beschermen van de minderheid tegen de tirannie van de meerderheid.

Maar het systeem werkt niet mee. Voor sommigen is de raadsvergoeding een noodzakelijke financiële aanvulling. Voor anderen biedt het status of voorkomt het eenzaamheid. Loslaten is voor hen bijna niet (meer)mogelijk.   Ondertussen worden gemeenten groter en complexer, en groeit de afstand tot de burger mee. Zelfs in grote steden lukt het nauwelijks om kandidaten te vinden. Het aanstellen van wethouders van buiten de stad is geen uitzondering meer, maar een pijnlijke gewoonte. Vijftig, honderd, tweehonderdduizend inwoners – en geen gekwalificeerde bestuurders? Wat zegt dat over onszelf?

Willen we de lokale democratie redden? Dan moeten we breder werven. Meer differentiatie in kandidaten. En dat is niet langer alleen een taak voor politieke partijen/lokale politieke afdelingen. Die zijn vaak te uitgeput om het alleen te doen.

Het is tijd dat ook burgemeesters en griffiers hier een rol gaan invullen,  hun verantwoordelijkheid nemen. Niet pas bij de volgende verkiezingen, maar direct daarna. Zij kunnen het veld verbreden, het gesprek openen, de drempel verlagen. Dat klinkt eenvoudig, maar is het allerminst. Het vraagt lef, doorzettingsvermogen, tijd, luistervermogen en zicht op de samenleving. En dat terwijl in elke raad wel een fractie zit die uitgaat van andermans zwakte in plaats van eigen kracht – en de burgemeester of griffier dan bij elke stap bekritiseert.

Maar als we blijven wachten tot het vanzelf goed komt, zijn we straks niet alleen gek – maar ook te laat.