We leven in een tijd waarin het begrip politiek gezag onder druk staat. Niet alleen door crises, polarisatie of institutioneel wantrouwen, maar ook door iets subtielers, iets sluipenders: het narcisme dat onze samenleving en ons leiderschap binnendringt/kenmerkt.
In een narcistische cultuur draait alles om het zelfbeeld. Om gezien worden, bewonderd worden, gevierd worden. Sociale media versterken dit: we etaleren onszelf, filteren onze kwetsbaarheid weg, en meten succes af aan likes en volgers. Maar wat gebeurt er als deze logica doorsijpelt naar de politiek?
Dan krijgen we leiders die niet dienen, maar domineren. Die niet luisteren, maar zenden. Die niet verbinden, maar verdelen. Leiders die zich presenteren als de enige ware stem van het volk, maar datzelfde volk reduceren tot een decor voor hun eigen glans.
Dit is geen gezag. Dit is een façade. Een imitatie van leiderschap, gebaseerd op charisma in plaats van karakter. En het is gevaarlijk — want het ondermijnt de fundamenten van democratie.
Want wat is politiek gezag werkelijk? Filosofen als Hobbes, Locke en Rousseau gaven ons het idee van het sociaal contract: dat gezag ontstaat wanneer vrije individuen vrijwillig macht afstaan in ruil voor bescherming en orde. Kant ging verder: hij zag gezag als een morele verplichting, gebaseerd op het respecteren van de autonomie van elk mens. En Hannah Arendt herinnerde ons eraan dat gezag niet voortkomt uit dwang, maar uit gedeelde betekenis, uit het vermogen om samen te handelen en verantwoordelijkheid te nemen.
Gezag is dus geen eigendom. Geen trofee. Geen privilege. Het is een erkenning. Een gedeeld vertrouwen dat iemand handelt namens het collectief, niet ten koste ervan.
Maar in een narcistische samenleving raakt dat besef verloren. We kiezen voor leiders die goed lijken, niet per se goed zijn. We verwarren luidheid met leiderschap, en spektakel met stabiliteit. En dat heeft gevolgen.
We zien het wereldwijd: affectieve polarisatie neemt toe. Mensen haten elkaar niet om wat ze denken, maar om wie ze zijn. Institutioneel vertrouwen daalt. Democratische processen worden uitgehold door cynisme, complottheorieën en politieke marketing.
En toch, juist in deze context is het mogelijk om gezag opnieuw te funderen. Niet door terug te grijpen naar oude structuren, maar door te herwaarderen wat gezag werkelijk betekent.
Dan kijken we lokaal naar de democratische fitheid van de raad
Het zoeken van antwoorden begint volgens mij bij zelfreflectie. Gezag is geen vaste status; het is iets wat dagelijks opnieuw verdiend moet worden.
Gezag begint dan bij nederigheid. Bij het besef dat leiderschap geen recht is, maar een verantwoordelijkheid. Het vraagt om het vermogen om te luisteren, om te twijfelen, om te dienen. Om het collectieve belang boven het persoonlijke ego te stellen.
Gezag vraagt ook om pluralisme. Om het erkennen van verschil, van conflict, van diversiteit — niet als bedreiging, maar als bron van democratische vitaliteit. Want een raad die geen ruimte biedt aan verschil, is geen vrije raad.
En gezag vraagt om morele moed. Om het durven stellen van grenzen, het beschermen van kwetsbaren, het verdedigen van waarheid — ook als dat impopulair is.
In een tijd van narcisme is het meest radicale gebaar: verantwoordelijkheid nemen. Voor elkaar. Voor de waarheid. Voor de toekomst.
Dat begint bij de raadsleden zelf. In dat opzicht is aandacht voor de werving van geschikte kandidaten voor de raad op zijn plaats. Want iedereen kan raadslid worden maar niet iedereen kan raadslid zijn. Wat bindt iemand aan een partij behalve dat zij of hij de laatst twee keer op die partij heeft gestemd. Want om een samenleving te keren waarin zelfpromotie, individualisme en onmiddellijke bevrediging de boventoon voeren, moeten lokale politici niet alleen anders denken, maar ook radicaal anders handelen.
Dat vraagt kandidaten die het vermogen hebben
- zich als onderdeel van een gemeenschap te durven positioneren in plaats van als een uniek ‘persoonlijk merk’.
- Actief te luisteren naar individuele verhalen en écht proberen te begrijpen wat er speelt.
- inhoud boven vorm durven te stellen
- niet constant te ( hoeven) zoeken naar erkenning
- niet te leven vanuit ‘ik ben wat ik koop’.
- Lange termijn doelen en relaties boven snelle resultaten en snelle bevrediging te stellen
- Om samen te werken en zorgen voor kwetsbaren en zich dus niet laten leiden door individuele rechten en persoonlijk comfort.
Hier ligt een belangrijke en stevige opdracht voor politieke partijen c.q. de plaatselijke afdelingen. En gezien het probleem kandidaten te vinden een uitdaging voor griffiers om ook daar een rol te pakken.
De raad als tegenkracht
Lokale politici hebben de kans – nee, de plicht – om een verbindende rol te spelen. Door burgerparticipatie centraal te stellen, door transparantie in besluitvorming, door deliberatieve processen die inwoners betrekken bij complexe keuzes. Door beleid te ontwerpen dat saamhorigheid stimuleert (bijv. buurttuinen, wijkpanels, inclusieve speelplekken) worden abstracte raadsbesluiten tastbaar, voelbaar en gedeeld.
Daar kun je niet tegen zijn hoor ik velen denken. Maar vraagt wel heel veel werk. Dat klopt. Daarom blijft het voor mij verbazingwekkend hoe veel gemeenteraden niet willen of kunnen omgaan met hun eigen medewerkers, de griffie. Laat staan eigen ondersteuning goed organiseren. Steeds opnieuw lees je dat in rapporten. Recent ook weer in zowel ROB als WRR rapporten. Deskundigheid is essentieel maar niet vanzelfsprekend. Ze vereist structurele aandacht, voldoende middelen en een cultuur waarin leren, reflectie en samenwerking centraal staan. De WRR pleit voor een overheid die niet alleen beschikt over kennis, maar die ook in staat is om die kennis effectief toe te passen. Dat geldt ook voor een raad.
Laten we daarom leiderschap opnieuw definiëren. Niet als podium voor het ego, maar als praktijk van dienstbaarheid. Niet als strijd om macht, maar als zoektocht naar legitimiteit. Niet als spel van beeldvorming, maar als werk van betekenisgeving.
Van macht naar vertrouwen
Het gezag van de raad is geen machtspositie. Het is een verantwoordelijkheid. Een uitnodiging tot samenwerking. In een samenleving die steeds meer gericht is op ‘ik’, is de gemeenteraad dé plek waar het ‘wij’ opnieuw vorm krijgt. Niet door slogans, maar door rijke argumentatie. Niet door polarisatie, maar door bruggen te bouwen. Dat vraagt de kracht en het lef om het lege midden te durven betreden. Ook als je ideologie zich op een flank bevindt. Pas dan kan een raad in zijn verhouding tot het bestuur tegenkracht ontwikkelen, die nodig is voor kwaliteit van beslissingen.
Want in essentie is de gemeenteraad het democratische hart van de lokale gemeenschap. Zonder zijn gezag zou besluitvorming top-down, oncontroleerbaar en maatschappelijk losgezongen zijn. Juist omdat de raad balans brengt tussen macht en tegenmacht, tussen bestuur en burger, is zijn gezag de pijler van lokale democratie.
Tot slot:
De gemeenteraad staat in het midden van onze samenleving. Laten we hem erkennen, versterken en uitdagen om radicaal menselijk te zijn in een tijd die dat soms lijkt te vergeten. Want echt gezag… dat is niet wat je claimt. Dat is wat je verdient. Samen. Want alleen dan — alleen dan — kan politiek gezag weer zijn wat het ooit bedoeld was te zijn: een kompas voor de gemeenschap, en een belofte aan de toekomst
250905/JDP – uitgesproken tijdens afscheids-symposium van Gerrit Hagelstein